Er wordt op dit moment veel onderzoek gedaan naar het chemobrein. Om precies scherp te krijgen wanneer de zogenaamde chemobreinklachten in welke mate optreden. En vast te stellen waardoor het komt en wat je ertegen kunt doen. Dit is wat inmiddels bekend is:
Is er wat in de hersenen te zien?
Door middel van MRI zijn veranderingen in de hersenen waargenomen die vermoedelijk samenhangen met de geheugen- en concentratieproblemen. Het gaat om hersengebieden die we gebruiken bij het nemen van beslissingen, plannen, impulsbeheersing en ruimtelijk denken. Bij het uitvoeren van dat soort taken is bij sommige patiënten met chemobreinklachten te zien dat bepaalde hersengebieden minder actief zijn. Hersenscans laten (kleine) afwijkingen zien in de zogenaamde grijze stof (zenuwcellen) en witte stof (de verbindingen tussen de cellen) in de hersenen.
In het artikel ‘Het chemobrein in beeld’ legt auteur Irene van Elzakker dit als volgt uit (aan de hand van interviews met wetenschappers):
‘Schagen: De bloed-hersenbarrière beschermt het brein tot op zekere hoogte tegen kankerbehandelingen [als chemo]. Toch begint het in toenemende mate duidelijk te worden dat vele chemotherapeutica via directe of indirecte mechanismen het brein beïnvloeden.’
‘Hersencellen zijn veel gevoeliger dan andere lichaamscellen, dus de gedachte is dat zelfs minieme hoeveelheden van een medicijn die door de bloed-hersenbarrière sijpelen, schade kunnen aanrichten’, vult De Ruiter aan. Hij keek daarom met behulp van een relatief nieuwe MRI-techniek – Diffusion Tensor Imaging – naar de kwaliteit van de witte stof, die de verbinding vormt tussen de verschillende hersengebieden. Die was bij de patiënten die chemotherapie kregen duidelijk minder. Hoe slechter zij scoorden op de testjes, hoe meer de kwaliteit van de witte stof op sommige plekken was aangetast. ‘Niet dat er gaten in vallen, maar je ziet toch afwijkingen’, verduidelijkt De Ruiter.’
Door welke medicatie of dosering komt het?
Verschillende patiëntgroepen melden ‘chemobrein’klachten. Bijvoorbeeld patiënten met borstkanker, teelbalkanker, lymfklierkanker, darmkanker en leukemie. Patiënten met borstkanker en prostaatkanker die hormoontherapie krijgen (en geen chemo) noemen de klachten ook. Maar de klachten treden lang niet bij iedereen op. Er is dus nog wel een en ander onduidelijk over de oorzaak van de ‘chemobrein’-klachten. In ieder geval blijkt de dosering en de combinatie van medicijnen van invloed te zijn. Maar er is nog veel vervolgonderzoek nodig.