We zeggen vaak dat je in slechte tijden je echte vrienden leert kennen. Eigenlijk is dat een nogal flauwe conclusie. Want het komt er eerder op neer dat een ziekte als kanker een vergrootglas legt op hoe jullie met elkaar omgaan. En die manier van omgaan kan niet goed passen bij ziekte. Of niet goed passen bij de opvattingen die jullie hebben over vriendschap / er voor elkaar zijn in slechte tijden. De vraag is niet of je als vriend goed of slecht blijkt te zijn in ziekte, maar hoe je omgaat met wat de ziekte met jullie vriendschap doet. En of jullie vriendschap of jullie zelf als mensen, er aan toe zijn de uitdaging aan te gaan die nodig is om ondanks de ziekte met elkaar in contact te blijven.
Naar elkaar toegroeien, of niet
Voor sommige mensen is vriendschap eenvoudig. Het is er, of het is er niet. Dat geldt echter niet voor iedereen. Sommige vriendschappen zijn meteen goed vanaf het allereerste moment. Je kunt alles tegen elkaar zeggen, ook het negatieve. Maar dat kan ook heel anders gaan: veel vaker groeien mensen langzaam naar elkaar toe. Contacten zijn het ene moment veel intensiever dan het andere en afhankelijk van waar je elkaar ziet of wat je met elkaar doet. Dat door kanker het automatisme in jullie contact wegvalt, maakt van de vanzelfsprekendheid dat je elkaar ziet een groot vraagteken. Het gebeurt regelmatig dat het even stilvalt door de ziekte. En op dat moment kan dat ontbreken van dat automatisme voelbaar worden. Waarschijnlijk hebben jullie nooit gepraat over wat je eigenlijk van elkaar verwacht. Als naaste weet je daardoor niet goed wat je nu moet doen. Je kunt gaan twijfelen of je misschien iets fout hebt gedaan, of invullen dat je vriend tijd voor zichzelf nodig heeft. Wie weet is dat terecht, maar misschien ook niet. Heel vaak durven mensen er niet echt wat over te zeggen als het contact zich weer herstelt. Dat kan jullie vriendschap kwetsbaar maken. Die stilte kan tussen jullie in blijven staan, of de volgende keer als het stil valt weer net zo onzeker maken. Ook als het zo weer goed lijkt en je best begrijpt waarom het stil was. Bijvoorbeeld doordat die stilte je heeft doen beseffen hoe makkelijk het is elkaar kwijt te raken. Misschien ga je daardoor onbewust wel veel te nadrukkelijk contact opnemen. Of teveel afwachten. Het kan handiger zijn toch even te checken wat die stilte betekende. Of het 'door de ziekte kwam' of toch iets zegt over jullie contact: dat jullie verwachtingen van elkaar niet overeenkomen. Als je dat eenmaal weet, kun je er tenminste wat aan doen.
Fouten durven maken
Dat die verwachtingen niet blijken te kloppen hoeft niets te zeggen over de kwaliteit van jullie contact. Het zegt vooral dat wat je vriend nu nodig heeft iets anders blijkt dan wat jij gewend bent om te doen, en andersom. Er is niets vreemds aan als je een goede vriend zijn in deze context nog moet leren. En het is ook niet raar als de kankerpatiënt eigenlijk helemaal nog niet zo goed weet wat hij in deze situatie van zijn naasten verwacht. Kanker is nu eenmaal een stuk heftiger dan de gewone dingen die jullie samen altijd deden. Stevigere vriendschappen hebben het kenmerk dat vrienden de ander nemen voor wie hij is en zich realiseren dat het niet altijd goed hoeft te zijn. Je hebt samen een manier gevonden om met elkaars mindere eigenschappen om te gaan. Vriendschappen kunnen bijvoorbeeld sterker worden nadat je een keer ruzie hebt gehad en de boel vervolgens hebt bijgelegd (of gewoon weer door bent gegaan en zo weet dat jullie contact niet over één nacht ijs gaat). Vriendschappen zijn minder gevoelig voor misverstanden als je al een en ander met elkaar hebt meegemaakt, elkaar durft te confronteren, elkaar door en door kent, verwachtingen hebt uitgesproken of niet de neiging hebt over elkaar te oordelen. Miscommunicatie kun je leren voorkomen door elkaar ondertiteling te geven over waar je gedrag vandaan komt en op dingen terug te komen en uit te praten.
Dwarsliggende patronen
Verwachtingen komen meestal voort uit patronen. Relaties bestaan uit patronen: de manier waarop je gewend bent met elkaar om te aan. Vaak zit je in een bepaalde rol ten opzichte van elkaar, en vaak zijn dat tegenstellingen. Immers, jullie klikken zo goed omdat je elkaar aanvult: de een praat veel, de ander luistert. De een stelt concreet iets voor om te gaan doen, de ander stuurt een hoe-is-'t whatsapp. Daarnaast zijn er natuurlijk heel wat kenmerken waarin jullie juist hetzelfde zijn. Want anders zou het niet werken. Doordat we gewoontedieren zijn, wordt zo'n patroon ook wat je van elkaar gaat verwachten. Daar is niet veel mis mee, want juist dat voorspelbare maakt iemand veilig en betrouwbaar voor je. En juist omdat het zo vanzelf gaat, ben je je er niet zo bewust van. Door kanker kunnen die patronen echter ineens pijnlijk worden. Bijvoorbeeld als dat patroon niet voortgezet kan worden door die ziekte. Of als dat patroon averechts werkt voor jullie contact. Zo kunnen vriendschappen in die patronen heel ongelijk zijn in wie het initiatief neemt, wie degene is die het meest voor de ander doet, of wie het meest doet om de vriendschap hoog te houden. Omdat de ander altijd zoveel initiatief neemt, kom jij niet eens meer op 't idee. Terwijl initiatief nemen voor jou juist helemaal geen gewoonte is. Voordat je door hebt dat de bal bij jou ligt, kun je zo lang zijn stilgebleven dat de patiënt zich gekwetst voelt. Of jij bent juist degene die altijd zorgt, maar nu worden je bedoelingen ineens als verstikkend ervaren omdat je vriend als patiënt daar een andere behoefte in blijkt te hebben. Of de zieke was degene die altijd luisterde, en jij bent gewend om vooral veel over jezelf te praten. Hoe voorkom je dat je als de ander praat, het gesprek niet overneemt en de meest onhandige dingen tegen hem of haar zegt, door de spontane associaties die die woorden bij je oproepen? Jullie werelden zijn ineens niet meer zo vanzelfsprekend te vergelijken. Jouw moe na een feestje is heel wat anders dan moe door chemo.
De liefde voor elkaar blijven zien
Kanker dwingt nu eenmaal vaak bewustzijn af over dingen waar je nog nooit over hebt nagedacht. Niet alleen door het wegvallen van automatismen, of het botsen van verwachtingen en patronen. Ook doordat de kankerpatiënt kan veranderen in hoe hij tegen dingen aan kijkt en wat hij nodig heeft. Zodra wat jij gewend bent om te doen, of wat de ander doet, niet overeenkomt met de behoefte aan contact die jullie hebben, kunnen er pijnlijke situaties ontstaan. De misverstanden en teleurstelling die daar uit voortkomen kunnen veel pijn doen. Het kan je laten twijfelen aan de kwaliteit van jullie vriendschap en je onzeker maken over je waarde als vriend. Bijvoorbeeld als degene die ziek is in slechte tijden de neiging blijkt te hebben zichzelf volledig terug te trekken. Hij zegt de hele tijd af, negeert je vragen, belt niet terug... Het kan veel vergevingskracht, relativeringsvermogen, reflectie en moed vergen om daar samen uit te komen. Om niet in zwijgen, vermijden, verwijten of ruzie te eindigen. Wie zet de eerste stap? Als naaste is dat: uitspreken dat je niet weet wat je moet doen. Uitleggen uit welke gedachte je handelde. Toegeven dat je eigenlijk geen flauw idee hebt wat je kunt doen. Vertellen dat je bang bent de ander te verliezen. En dat je bang bent om het fout te doen. Leg de ander uit dat je stilte niet betekent dat de ander niet belangrijk voor je is of dat je niet aan hem of haar denkt.
Fit for cancer
'Door kanker leer je je echte vrienden kennen' kun je beter vervangen door 'door kanker leer je wie je als vriend kunt en wilt zijn'. En je hebt het recht daarin je weg te zoeken. Ook de patiënt kan overigens door zijn ziekte niet meer durven zichzelf te laten zien. Omdat hij geen last wil zijn. Omdat hij niet steeds wil zeuren. Omdat hij jou niet weg wil jagen, want zo ontzettend dankbaar is dat je er bent. Je krijgt daardoor meestal een net wat betere versie van de patiënt voorgeschoteld dan de werkelijkheid. Want ook de patiënt moet leren over de vriend die hij zelf is door kanker: namelijk hoe hij om moet gaan met altijd de zieke zijn en soms de afhankelijke.
Of jullie vriendschap al op dat punt was om ook in tijden van kanker te begrijpen op welke manier je er voor elkaar kunt zijn, is een kwestie van toeval. Wat je doet als dat niet zo blijkt te zijn, is aan de ene kant een keuze. Maar je bent daarin ook afhankelijk van de keuze die de ander maakt en of jullie als individuen om kunnen gaan met de gekwetstheid en het ongemak dat kan ontstaan. Kanker heeft zoveel impact dat het bijna niet anders kan dan dat je van elkaar gaat ontdekken 'waar je staat'. Ook al is die vriendschap of jij daar eigenlijk helemaal nog niet aan toe. Neem het jezelf dus niet kwalijk als dat moeite kost. Geef aan jezelf toe dat je het moeilijk vindt. Praat erover. Met de patiënt. Met mensen in je omgeving die niet zomaar oordelen. Hopelijk komen j(ulli)e er (samen) uit.