Een van de dingen die ik in die eerste fase heel lastig vond, was dat ik steeds overvallen werd door vragen waar ik in eerste instantie een zeker antwoord op had, maar daarna hard aan ging twijfelen. Achteraf gezien dan, want op het moment zelf was ik doorgaans heel tevreden over mijn antwoord. 'Lekker helder, daar hoefde ik gelukkig niet mee bezig te zijn, het was al ingewikkeld genoeg' is wat ik meestal opgelucht dacht.
Een automatisch antwoord
Zo moest ik vrijwel direct een besluit nemen over het behoud van mijn vruchtbaarheid en gaf ik automatisch het antwoord dat ik altijd gaf. Namelijk dat ik zelf geen kinderen wilde. Dat ik daarvoor aan andere opties dacht, zoals pleegouderschap. Dus zette mijn arts een vinkje bij 'vraag gesteld, geen verwijzing nodig', waarna het onderwerp voor het ziekenhuis afgehandeld was. Voor mij was die vraag echter het begin van een verwarrende tijd. Zonder dat mijn artsen dat in de gaten hadden. Sommige vragen worden je maar 1 keer gesteld, tenzij je er zelf opnieuw over begint. Helaas heb je niet altijd door dat het iets is waar je opnieuw over te beginnen hebt. Want net als je artsen denk je dat je antwoord iets is wat voor je vast staat. Juist omdat je tot dat moment nog niet in die mening bent uitgedaagd.
Zo werkt het (niet) met levensvragen
Op dat soort levensvragen hebben we vaak een automatisch antwoord. Een mening of norm, of een beeld dat je van huis uit hebt meegekregen, of waarmee je als kind al bent opgegroeid. Je wilt later trouwen, kinderen, kleinkinderen, carriere, een huisje in het buitenland, of wat dan ook. In dat beeld ga je uit van een partner op wie je bouwen kunt, een inkomen waarvan je kunt leven, dat je oud zult worden. Je weet wel dat niets zeker is, maar er is geen reden om niet te hopen op rooskleurig. In je denkbeelden ga je ervan uit dat de wereld maakbaar is. Dat je invloed hebt op hoe je leven gaat worden. Het onderwerp 'kinderwens' valt daar ook onder. Je hebt altijd wel of geen kinderen gewild, of zit in een relatie waarin je een beeld over wel of geen kinderen deelt. Of je hebt ze al en gaat ervan uit dat je je kleinkinderen op gaat zien groeien. Dat zij zich hun opa en oma zullen herinneren als jij er niet meer bent, omdat ze al volwassen zijn als jij dood gaat. Of je werkt naar je pensioen toe zodat je daarna een meer ontspannen leven kunt beginnen. Kanker verandert echter je realiteit. Ineens verandert je wereld van maakbaar, in niet planbaar. Je wensen en dromen worden onzeker, je verwachtingen niet meer zo vanzelfsprekend.
Bij levensvragen is een proces van bewustwording nodig
Meestal is dat loslaten van 'wat je had gedacht dat zo zou zijn' een geleidelijk proces. Als bijvoorbeeld blijkt dat kinderen krijgen niet (zo makkelijk) lukt, of als je partner daarover een ander standpunt blijkt te hebben, ga je vanzelf door een proces heen dat wat je dacht dat vanzelfsprekend was in twijfel trekt. Vanaf het moment dat de vraag serieus wordt, omdat je in een situatie zit waarin het 'concreet' wordt, ontdek je pas echt wat je mening erover is. Je wordt in wat je dacht dat je zeker wist uitgedaagd. Je gaat aan jezelf twijfelen, aan je wens twijfelen. Je vraagt je af of het wel lukken zal, of je spijt zult krijgen als je het niet doet, etcetera. Ofwel: je gaat door een proces heen todat je er bewust voor kiest. Of niet. De vraag of je 'wel of geen kinderen wilt krijgen' is in de ideale wereld een proces waar je naartoe groeit. Bij kanker heb je echter geen tijd voor dat proces. Als je nog niet aan dat proces toe was als je kanker krijgt, geef je jouw eerste automatische antwoord. Over wat je altijd al had gedacht. Dat geldt net zo goed voor vragen als 'of je genezen belangrijker vindt dan kwaliteit van leven', of 'wat je wilt als je niet lang meer blijkt te kunnen leven'. Bij de laatste vraag zijn we ons er vaak nog wel van bewust dat we niet weten wat we willen. Maar hoe positiever de vraag, hoe meer de gestelde vraag uitgaat van de maakbaarheid van het leven, hoe groter de kans dat je automatisch antwoord geeft. Waardoor nadat je automatisch antwoord gaf jouw twijfel pas begint. Want kanker verandert je werkelijkheid niet geleidelijk. Het steekt van de ene op de andere seconde een stok tussen je spaken.
Daarvoor heb je alleen geen tijd bij kanker
In mijn geval veranderde 'kanker' niet de vanzelfsprekendheid van zelf kinderen krijgen, want die wens tot voortplanting had ik niet. Wat 'kanker' wel deed was de kans dat ik ooit pleegouder zou kunnen worden flink verkleinen. Want pleegkinderen hebben veiligheid en beschikbaarheid nodig. En mensen die kanker hebben gehad worden wat 'kans op een tweede verlies' betreft door de kinderbescherming als een risicogroep ingeschat. Dus mijn opties om mijn vanzelfsprekende toekomstbeeld van een huis vol inloopkinderen waar te maken, waren ineens niet zo zeker meer. Waardoor ik ging twijfelen of ik niet toch beter zelf kinderen moest krijgen. Wat in dat beeld van een huis vol inloopkinderen voor mij eigenljk het belangrijkste was. Ondertussen raasde het leven met kanker door van de ene naar de andere behandeling. En omdat ik niet wist wat ik wilde, begon ik er ook niet echt over. Achteraf gezien weet ik dat ik dat WEL had moeten doen. Niet omdat ik dan een andere keuze had gemaakt, maar omdat ik dan minder alleen had gestaan in mijn twijfel. Het is zo jammer dat we alleen maar tijd van onze artsen durven vragen over dingen die we zeker (willen) weten. En niet over dingen waar we aan twijfelen. Want er zijn juist bij dat soort levensvragen vaak mensen die erin gespecialiseerd zijn jou in dat proces te begeleiden. Naar wie je verwezen kunt worden. Zoals een medisch psycholoog gespecialiseerd in fertiliteitsvraagstukken. Of maatschappelijk werkers in het ziekenhuis. Of begeleiding in de palliatieve fase. Op deze pagina vind je hier wat meer informatie over.